- gevaar
- {{gevaar}}{{/term}}1 [algemeen]danger 〈m.〉2 [risico] risque 〈m.〉♦voorbeelden:1 het gele gevaar • le péril jaunezich aan gevaren blootstellen • s'exposer au danger; 〈vrijwillig〉 aller au-devant du dangerer dreigt gevaar • un danger menacezijn leven loopt gevaar • sa vie est en dangergevaar lopen • courir un dangerde zieke is buiten gevaar • le malade est hors de dangerin gevaar verkeren • être en dangeriemand, iets in gevaar brengen • mettre en danger qn., qc.de vrede in gevaar brengen • menacer la paixzijn gezondheid in gevaar brengen • compromettre sa santémet gevaar voor eigen leven • au risque de sa viehij is een gevaar voor de maatschappij • c'est un danger publichet gevaar dat ons boven het hoofd hangt • la menace qui pèse sur nouser is geen enkel gevaar te duchten • il n'y a absolument rien à craindre2 gevaar lopen te • courir le risque de 〈+ onbepaalde wijs〉op (het) gevaar af • au risque (de) 〈+ onbepaalde wijs〉
Deens-Russisch woordenboek. 2015.